Kleurslagen

Beschrijving verschillende kleurslagen:
Haaskleur: 
Het haaskleurig konijn is een zuiver
Nederlands fokproduct.
De kleur heeft enige overeenkomst met die van een haas doch is veel roder. Gestreefd moet worden naar veel en krachtig rood in de pelskleur. De dekkleur wordt gevormd door de rossige bovenharen die zwart getopt zijn (ticking) Deze ticking moet fraai regelmatig zijn, niet te zwaar, vlokkerig of golvend. Op de borst en in de flanken komt minder ticking voor. De benen zijn vosrood van kleur zonder ticking en vrij van donkere en/of lichte nuancering. De triangel is sterk roodbruin van kleur. De oren zijn rood met een zwarte omzoming. Dezelfde lichaamsdelen, die bij konijngrijs wit zijn, zijn bij haaskleur roomkleurig, en bij sterk roodgekleurde dieren nog intensiever. De grondkleur is blauw, behalve op de buik, waar het wit zich tot op de huid uitstrekt. De huid mag iets blauw zijn, dit geldt als een lichte fout. Alleen in de liesstreek ziet men een zwakke blauwe grondkleur. De snorharen zijn zwart en de nagels zijn donkerhoornkleurig. De oogkleur is bruin.
Konijngrijs:
De kleur komt veel overeen met die van het wilde konijn. De dekkleur wordt gevormd door de zwarte haartoppen. (ticking) op de licht bruingrijze dekharen. De dekkleur mag niet te donker zijn (te ver zwart gekleurde haartoppen) en gewaakt moet worden tegen een te rode kleur in het dek. De ticking moet fraai regelmatig zijn niet te zwaar, vlokkerig of golvend. De dekkleur gaat over in een bruingrijze tussenkleur van iets krachtiger nuance dan het bruingrijs van de dekkleur. De grondkleur is grijsblauw. De borst en de flanken zijn zoveel mogelijk in overeenstemming met de kleur op de rug en tonen dus ook ticking, eveneens zijn de benen zo gekleurd, voor zover ze niet wit zijn. De triangel is bruin met een blauwe grondkleur. Bij alle wildkleurigen moet de triangel zo klein mogelijk zijn. De kleur is daarbij gelijk aan de tussenkleur.
De buik is wit met een blauwe grondkleur. Ook de onderkant van de staart, de achterzijde van de voorbenen, binnenzijde van de achterbenen, alsmede de onderkant van de kop zijn wit of licht van kleur. De oogringen zijn iets lichter van kleur. De oren zijn zwart omzoomd.
De bovenkant van de staart is donkergrijs. De nagelkleur is donkerhoornkleurig en de oogkleur is donkerbruin. De pels is niet te lang en de zwarte haartoppen moeten kort zijn en regelmatig over het gehele lichaam verdeeld zijn, ook borst, benen en oren. De kleur van de voorbenen moet gelijk zijn met de borstkleur.
De konijngrijze bezit het wildkleur patroon met smalle bandtekening. Bij konijngrijs zie je smalle kleurringen waarop de ticking direct volgt. Zover een toelichting op het wildpatroon van onze reuzen. Fok nooit IJzergrauw in Konijngrijs, met deze kleurslag fokt men de bandtekening weg, de dekkleur zal het zuivere bruingrijze gaan missen en men verkrijgt een kleur die tussen Konijngrijs en IJzergrauw in ligt dus zwevers. Een enkele keer lijkt het op Konijngrijs, maar vaak zijn de triangels te groot en veel te rood of roodbruin en voor de nafok ongeschikt. De grondkleur dek wordt intensief blauw en de buik krijgt een grondkleur die door het witte bovenhaar van de buikbeharing te zien is, vanwege dat de blauwe grondkleur te veel naar oppervlakte buik komt en door het witte bovenhaar niet meer verborgen kan blijven. Goed konijngrijs doet dit wel, en dekt de blauwe grondkleur buik goed af met de witte bovenbeharing. Fok altijd kleur aan kleur.
IJzergrauw:
IJzergrauw is een mooie kleurslag. Het is een kleurslag, die vererft met een tussenvorm. IJzergrauw x IJzergrauw geeft 50% ijzergrauw, 25 % konijngrijs en 25% dominant zwart, overheersend of staalgrauw, vroeger erkend nu niet meer. Bandtekening + witte gedeelten zijn weg. Volledig dominant is de ijzergrauwe kleur niet, dit komt door de intermediaire vererving. Bij paring onderling geeft hij toch konijngrijs weer. Met zijn lichtgrijze dekharen die zwart getopt zijn en met de pelslengte, die niet te lang mag zijn, heeft hij een mooie korte zwarte haarpunt, en is de dekkleur een van de mooiste die er is. De grondkleur is donkerblauw tot aan de basis, die geen pigmentverlies mag tonen. De tussenkleur is een vage, zeer donkere kleurring die donkerbruin is op het zwarte af. De buik moet zo mogelijk in overeenstemming zijn met de dekkleur. De grondkleur buik is blauw, hoe donkerder hoe beter.
Kop, oren, benen en borst zo mogelijk in overeenstemming met de dekkleur. De bovenzijde staart is gemêleerd, de onderzijde blauw. De ogen zijn donkerbruin en de nagels donker hoornkleurig. IJzergrauw is gebonden aan een dichte korte pels.
Dieren met lange slappe pelzen zijn geen goede ijzergrauwen, deze dieren hebben ook altijd een slechte tussen- en grondkleur.
                                                                                         
                                                                                   Blauwgrijs:
                                                                                  De blauwgrijze kleur is een verdunning van      het konijngrijs. Alles wat bij konijngrijs zwart is,  is bij blauwgrijs blauw.
De verdunningsfactor bepaalt zich niet alleen tot de dekbaren, maar ook de rozet wordt vager, dus wordt iets lichter van kleur. Maar men dient altijd te beginnen met dieren die een krachtige tussenkleur hebben. De buik is wit met een blauwe grondkleur. De oogkleur is blauwgrijs.
De nagels zijn hoornkleurig. Vaak wordt er gekruist met eenkleurig blauw. Met een juiste fokmethode zal men goede blauwgrijze dieren kunnen fokken. Begin te fokken met goed uitgangsmateriaal.
Blauwgrauw: 
Alles wat bij ijzergrauw zwart is, is bij blauwgrauw blauw. De blauwgrauwe vererft precies eender als de ijzergrauwe. Zoals al gezegd is het blauwgrauwe aanvaardbaar wat er tegenwoordig is. De dekkleur is grijs met blauwgetopte dekharen, de grondkleur blauw en de tussenkleur is zichtbaar, zo niet meer en is vaag bruin. De buik is gelijk de dekkleur, maar iets doffer. De oren, kop en benen zijn mooi egaal blauwgrauw. De oogkleur is blauwgrijs
Zwart:
De zwarte is intens zwart met een donkerblauwe grondkleur op alle lichaamsdelen. De tussenkleur is donkerblauw, ook de buik is blauw bij inblazen. Een zwarte kleur toont glans. De pels mag niet lang zijn. Lange pelzen laten bij donkere kleurslagen vaak een slechte grondkleur zien (erg licht). Er vallen met regelmaat zwarte dieren uit IJzergrauw. Roest (bruin verkleuring van de pels en witte haren in oorranden of pels komen vrij vaak voor. Bij dat laatste, koop nooit dergelijke dieren, om in te zetten voor de fok. Over het algemeen vererft dit namelijk vrij sterk. De oogkleur is donkerbruin. De nagelkleur donker hoornkleurig. De snorharen zijn zwart.
Blauw:
De blauwe kleur is egaal blauw. Als we eerst maar eens een goede “schone” kleur hebben, zonder inmenging van anders gekleurde haren en geen pigmentverlies in de haartoppen, was dat al meegenomen. De donkerste blauwen gaan natuurlijk altijd voor, als de lichaamsbouw natuurlijk de zaak niet op ‘t verkeerde been zet. Eenkleurigen vallen nog wel eens uit blauwgrauw, maar op latere leeftijd tonen ze vaak schimmel aan de achterbenen en in oorranden. De oogkleur is blauw en de nagels donker hoornkleurig. De snorharen zijn blauw. De tussenkleur volgt de dekkleur zo ver mogelijk, hoe verder de blauwe kleur zich naar de haarwortel uitstrekt des te beter het is. De grondkleur is van een iets lichtere nuance.
Geel:
De kleur van de gele reus is van neuspunt tot staarteinde egaal.
Het wildkleurpatroon als zijnde de witte buik, binnenzijde voor- en achterbenen, onderzijde kop en staart zijn wit van kleur. Zo ook de oogringen. De gele kleur is vrij van ticking, de oorranden mogen geen zwarte omzoming tonen. De snorharen zijn geel. De oogkleur is bruin. De nagels zijn hoornkleurig. De buikkleur is wit. Het streven is zuiver geel met een witte buik. De tussenkleur volgt de dekkleur zo ver mogelijk. Hoe dieper zich het geel naar de haarwortel uitstrekt des te
beter is het.
Chinchilla:

De kleur chinchilla is ontstaan door een verliesmutatie in de kleur konijngrijs waarbij de geelfactor verdrongen werd. Dus alles wat bij konijngrijs bruingeel was, is vervangen door een witte kleur (tussenkleur) of lichtgrijze kleur (dekkleur). De dekkleur is lichtgrijs met een regelmatige zwarte ticking. De lichtgrijze kleur met regelmatige zwarte ticking strekt zich uit over kop, oren, dek, borst, zijden, voorzijde voorbenen en buitenzijde achterbenen. De oogringen, onderzijde kop, onderzijde staart, achterzijde voorbenen en binnenzijde achterbenen zijn wit.Triangel is klein en wit. De staart is aan bovenzijde donker en zwart getickt en is aan de onderzijde wit. De oren hebben een zwarte omzoming.

Wit:
Fokkers van wit kunnen goed ijzergrauw in hun stam gebruiken.
Als men een goede ijzergrauwe (kleurzuiver) paart aan wit, verkrijgt men in de eerste generatie gekleurde dieren.
Terugparen naar wit is de juiste methode. Men krijgt de pelzen korter en dichter. Bij terugparing naar wit in de tweede generatie zullen zich de witte weer melden. Zeer zeker zullen deze pelzen van goede kwaliteit zijn. Bij de witte is een lange slappe pels uit den boze. De kleur moet hagelwit zijn zonder klitten. Denk bij wit aan de oogkleur, kijk ze goed na vaak komt men nog staar en glasogen tegen. De nagels zijn kleurloos.